2019 - Geschreven door Wieland De Hoon. Wieland schrijft over circulariteit en interviewde Nathan De Baets als Timelab lid die met het idee kwam om een groetentoren te bouwen in Timelab.
Landbouwingenieur Nathan De Baets studeerde in Quebec Stad, specialiseerde zich in landbouw en klimaat en woont nu met vrouw en kinderen op het platteland van Quebec. Hij werkt voor agentschappen van de Wereldbank en de VN die hij als consultant adviseert over minder emissies in de landbouw. Tegelijk ondersteunt hij start-ups als Inno-3B, een bedrijfje dat landbouwtorens of vertical farming ontwikkelt. “Toen ik hoorde dat Timelab een nieuwe plek had in Dampoort, zagen we beide een kans: een modulair opbouwbare landbouwtoren in Gent.” We vroegen Nathan hoe één en ander werkt en wat slimme, klimaatneutrale stadslandbouw ons te bieden heeft.
Toen Nathan nog in Gent woonde, was hij kind aan huis bij Timelab.
“Ik ben graag met mijn handen bezig, dus het FabLab-idee was geknipt voor mij. Het was mijn eerste kennismaking met een makerspace. Ik onderzocht er bijvoorbeeld hoe je de kunststof van snowboards – hoge densiteit ethyleen - recupereert. Daaruit kwamen andere projecten voort. Ik heb er twee interessante jaren beleefd.”
Slimme landbouw is de kernexpertise geworden van Nathan De Baets. Hij werkt al een viertal jaar samen met Inno-3B, een start-up van een vriend die technologie ontwikkelt voor verticale landbouw. “Broeikas uitstoot van landbouw is dankzij onze installatie veel kleiner en beter opvolgbaar. Dat zou heel wat belangstelling moeten opleveren.”
“Onze verticale landbouwtoren is ontworpen voor de intensieve groententeelt op een manier die milieu en klimaat minimaal belast. Hij bestaat uit op elkaar gestapelde laden tot 20 meter hoog. Die belichten we met LEDS. Op hun beurt koelen we die met water. Dat opgewarmde water garandeert een constante temperatuur. Het hele principe draait op hernieuwbare energie. Daarbij komt dat de productie-unit dicht bij de consument ligt: het basisprincipe van de korte keten. In steden en in dichtbevolkte buurten is een landbouwtoren daarom extra interessant. Daardoor daalt de CO²-uitstoot maar je halveert ook de voedselverspilling omdat je minder distributiekanalen nodig hebt.”
“Meststoffen in bodems stoten veel stikstof uit, zeker bij overbemesting. Telkens wanneer je je veld omploegt, leidt dat tot nieuwe emissies. In een landbouwtoren is 15 keer minder meststof nodig dan in een open landbouwomgeving. Er is nauwelijks verlies. In een open omgeving verdwijnen meststoffen in de lucht en het grondwater. Net daarom wordt er veel meer bemest dan de grond nodig heeft. In een landbouwtoren wordt alle meststof opgenomen door de gewassen, het water trekt niet in de grond én je kan het sowieso 100 procent zuiveren. Het hele proces is beheersbaar. Ook op het vlak van landbouwgif is ons systeem zuiver. Er zijn geen bestrijdingsmiddelen nodig omdat er geen externe bedreigingen zijn voor de gewassen. En ten slotte kan je elk geoogst gewas traceren.”
“De meeste bladgroente die we verbouwen is afkomstig uit warmere klimaten. Voor een groot deel komen in onze streken die gewassen dus uit serres. Die worden in Europa minstens voor een deel verwarmd met fossiele brandstoffen. In onze installatie schakelen we zoveel mogelijk over naar hernieuwbare energiebronnen zoals geothermie, zonnepanelen en windenergie. Daardoor boeken we in onze ecologische voetafdruk ook energiewinst in vergelijking met commerciële serregewassen. De totale ROI – return on investment - van een landbouwtoren is bovendien beter dan traditionele landbouw. Het grote struikelblok blijft de investeringskost: zo’n toren plaatsen is duur.”
“Ik woon op vier uur rijden van Quebec in een dorp waar weinig jongeren zijn overgebleven”, zegt Nathan De Baets. “De kerk van Saint-Pacôme wordt eigenlijk niet meer gebruikt, maar is wel een kostenpost voor de gemeenschap: verwarming, verzekering … er waren zelfs plannen om hem af te breken, maar de parochie deed een projectoproep om er een nieuwe bestemming voor te vinden. Mijn zakenpartner Martin Brault, de hoofdaandeelhouder van Inno-3B, en ik zagen de kerk als een ideale plek voor vertical farming. Zo hoefden we niet zelf ergens een gebouw op te trekken. Wij hebben het gebouw dan gekocht en zijn het nu technisch aan het aanpassen met betongietvloeren, nieuwe elektriciteitsleidingen en waterafvoer. Vanaf juni 2019 bouwen we de installatie op. We streven naar een productieoppervlakte van 1400 m².”
“Tegelijk maken we er een gemeenschapsproject van. De inwoners van Saint-Pacôme hebben een vzw opgericht, Le Jardin Du Clocher, om onze technologie aan te kopen en die zelf uit te baten. We willen er samen met hen een lokale economische motor van maken die inkomsten genereert voor de gemeenschap, jobs creëert en zo een aanzet geeft om het dorp weer aantrekkelijker te maken voor wonen én werken. Saint-Pacôme is alvast één rurale gemeenschap die we met zo’n innovatief ecosysteem wat nieuw leven kunnen inblazen.”
“De groenten zijn écht vers en lokaal geproduceerd, in tegenstelling tot wat er wordt ingevlogen uit Florida, Californië of Mexico. Dat is oogst uit grootschalige commerciële landbouw. Wij willen lokaal verkopen aan consumenten maar ook aan restaurants, scholen en ziekenhuizen. Ook in de vorm van gemixte salades met bijvoorbeeld rucola. Vooral daarin zit toegevoegde waarde. Voor een fastfoodrestaurant is het een verkoopsargument dat die groenten just-in-time geleverd worden én lokaal geproduceerd zijn. Als vzw mag je geen winst maken, dus Le Jardin Du Clocher gaat de winst herinvesteren in de gemeenschap via gemeenschapsprojecten. Leuk is dat de kerk als cultureel erfgoed blijft bestaan en dat er 25-tal mensen aan de slag kunnen om die microgroentjes en kruiden te kweken en verkopen.”
"Klopt”, beaamt Nathan. “Op energievlak kunnen we in Canada bijna volledig rekenen op hernieuwbare energie uit waterkracht. Bovendien recupereren we energie in het systeem: de torens worden verlicht via een LED-systeem waarachter water stroomt om de LEDS af te koelen. Dat water neemt 70 procent van de warmte van de LEDS op. Daarmee verwarmen we via eencentraal verwarmingssysteem de kerk met water van ongeveer 40 graden. Die warmte en energie opslaan blijft wel een technische uitdaging: in de zomer hebben we een energie-overschot, ‘s winters een tekort. Dat wordt ook de uitdaging in België waar de deels afhankelijk zijn van niet-hernieuwbare energie. Nog zorgvuldiger met energieverbruik omgaan is het antwoord.
Technisch blijft de insteek in Timelab wel vergelijkbaar met de kerk: er moet bijvoorbeeld extra geïsoleerd worden. Omdat het een start-upproject is, kijken we uit naar financiering. Omdat Timelab een stadslabo is, proberen we om de hoofdaandeelhouder van Inno-3B te overtuigen de installatie te plaatsen als demo-unit voor Europa én als lab om het energie-aspect van vertical farming te bestuderen. Zijn zonnepanelen of geothermie de oplossing voor onze regio? Hoe kunnen we die energie het beste omzetten? Timelab heeft daar heel wat expertise voor in huis. Er is al een onderzoeker actief die ook microgroentjes produceert. Die willen we graag mee aan boord. De schaalgrootte is nog wel een issue: hoe groot moeten de torens zijn om het gebouw te kunnen verwarmen? We moeten ook nog uitzoeken hoe groot de vraag naar onze groenten wordt. In Gent bestaan al heel wat korteketenleveranciers. De businesscase moet dus nog op punt gezet worden. En misschien kunnen we ook andere gewassen kweken die als grondstof voor materialen bruikbaar zijn in de andere labo’s van Timelab. Zo is er het makerslab, maar binnenkort ook een Textiellab, materialenlab en een waterlab. Met onze installatie vullen we dit rijtje aan op vlak van energie en productie van gewassen. Op het vlak van community building in de Dampoortwijk zie ik wel mogelijkheden. Timelab is een drijvende kracht achter duurzame stadsnetwerkopbouw, Gent is een voortrekker op het vlak van klimaat, stadslandbouw en korte keten. Onderzoek, innovatie en een werkbaar businessmodel kunnen er zeker samengaan.”